Vijf figuren gevangen in een temporeel doolhof, muteren en botsen in een poging de onsterfelijkheid te trotseren. Hun bestaan speelt zich af in een uitgestrekt zwavelachtig landschap, dat zich ontvouwt in een reeks kronieken. Is dit landschap de grond voor nieuwe creaties of bestaat het uit overblijfselen van wat ooit bestond?
Geconfronteerd met andere wetten en fysieke fenomenen onthullen hun lichamen andere gedragingen en mogelijkheden van zijn, zonder te weten of ze zich in de schemering of de dageraad van hun bestaan bevinden. We zijn getuige van een lichamelijke metamorfose in een afgrondelijke en poëtische dimensie.