Agenda: Tentoonstellingen

Agenda met evenementen

FILTRES
Filteren op typen
ALLE
Architectuur
Expo over grafische kunst
Biennale / Triennale
Juwelen
Design
Galerij
Permanente expo
Schilderijen
Foto's
Sculpturen
Verschillende technieken
Virtueel / Visueel / Audio Interactive
Vernissage
Varia
Filteren op indicatoren
Speciaal voor kinderen
Speciaal voor gezinnen
Speciaal voor studenten
Artikel 27
Toegang voor mensen met beperkte mobiliteit
Doven en slechthorenden
Filteren
CALENDRIER
Agenda
226 evenement(en) gevonden (181 tot 190)

Museum De Reede | De collectie

Tentoonstellingen Permanente expo's
Museum De Reede
Antwerpen - Vlaams Gewest
De collectie bestaat uit werken op papier: litho’s, gravures, etsen, houtdrukken en tekeningen van meer dan een dozijn kunstenaars uit zeven landen op drie continenten en overspant vijf eeuwen van de 17e tot en met de 21e. Kern van de collectie zijn een 150tal werken van drie van de grootste graveurs allertijden. Drie kunstenaars die elk de mens als doelwit hebben. Francisco Goya en Félicien Rops de medemens, de maatschappij ontledend, Edvard Munch zichzelf, binnenste buiten kerend. Nocturne - Maandelijks een avond nader aan te kondigen TECHNIEKEN Papier Generaliserend kan men stellen dat werken op papier, grafische kunst, een geringere mate van belangstelling en waardering wordt toebedeeld dan de schilder- of beeldhouwkunst, ja zelfs achterblijft bij fotografie. Een grafisch kunstenaar moet naast al het andere aan kunstzinnigheid een grote ambachtelijke en technische bekwaamheid hebben om door het gekozen procédé een goed werkstuk af te leveren. Litho's Om bij schilderkunst te blijven, als variant op het gezegde dat een slecht schilderij van een bekend kunstenaar ‘beter’ is dan een goed werk van een onbekende schilder, zou je kunnen stellen dat in het oog van het publiek, van een en dezelfde kunstenaar, een minder goed olieverfschilderij meer genade vindt dan een briljante ets of litho van hem. Edvard Munch, als voorbeeld, munt mogelijk sterker uit in zijn litho’s dan in zijn schilderijen. Gravures Al worden de oudste gravures gedateerd 1398, het jaar 1430 wordt beschouwd als het startschot van de grafische traditie in Duitsland. Een lijst van de meest belangrijke exponenten van deze kunstvorm zou aanvangen met Albrecht Dürer, gevolgd in vogelvlucht door Hans Holbein de jongere, Hendrick Goltzius, Rembrandt, Goya, Rops, Honore Daumier, Munch, Max Klinger, Käthe Kollwitz en afsluiten met Pablo Picasso. Geenszins een ‘slecht gezelschap’. Etsen Albrecht Dürer (1471 – 1528) Hans Holbein de jonge (1497 – 1543) Hendrick Goltzius (1558 – 1617) Rembrandt van Rijn (1606 – 1669) Francisco Goya (1746 – 1828) Félicien Rops (1833 – 1898) Max Klinger (1857 – 1920) Edvard Munch (1863 – 1944) Käthe Kollwitz (1867 – 1945) Pablo Picasso (1881 – 1973) Houtdrukken Met name in de oosterse traditie veel toegepast. Er zijn musea in landen als Japan en Korea van louter bewaard gebleven blokken. Het was bij uitstek de Japanse houtsnedekunst, die bijdroeg tot een opleving in de 2e helft 19e eeuw, vooral in Frankrijk, van belangstelling voor alles Japans, het ‘japonisme’ genoemd. Deze stroming heeft sterke invloed uitgeoefend op aanhangers van het impressionisme en heeft zijn invloed behouden op trends als art nouveau en cubisme. Tekeningen De drie pijlers van de collectie, Goya, Rops en Munch, zijn omringd door het grafisch werk van andere kunstenaars. Gedeeltelijk zijn deze laatsten minder bekend bij het grote publiek en is hun oeuvre van meer bescheiden betekenis. Echter het gehalte van het getoonde werk laat toe hen een plaats te laten vinden in de ‘galerij’ van kunstenaars die zich door de eeuwen heen hebben toegelegd op grafische kunst in al de verschillende vormen van techniek.

Armand Hutereau als etnomusicoloog

Tentoonstellingen Permanente expo's
Musée royal de l'Afrique centrale
Tervuren - Brabant Flamand
Tijdens de expeditie die Armand Hutereau (1875-1914) tussen 1911 en 1913 ondernam voor het Museum van Belgisch Congo verzamelde hij tal van muziekinstrumenten. Hij maakte ook muziekopnamen en legde dans en muziek vast op film. Ook al was Hutereau geen professionele etnomusicoloog, toch hebben zijn open geest, zijn pragmatische aanpak en zijn zin voor nauwkeurige documentatie geleid tot een schat aan gegevens en objecten. Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika bezit in totaal 642 muziekinstrumenten die door Hutereau werden verzameld. Sommige muziekinstrumenten vormen materiële getuigen van eeuwenoude tradities. Bij andere zien we de bekwaamheid van sculpteurs en instrumentenbouwers die zich aanpasten aan de smaak van Europeanen en hun voorkeur voor gedecoreerde kunstvoorwerpen. Hiervan getuigen mooi gedecoreerde hoorns, en harpen met ivoren hals van bij de Mangbetu. Hutereau maakte 254 wassen rollen met geluidsopnamen in het gebied van de Ubangi en de Uele. Deze wassen rollen werden recentelijk gedigitaliseerd in het Etnologisch Museum van Berlijn. Hij was ook één van de eersten om bewegende beelden van de inheemse bevolking vast te leggen op nitraatfilm. Hutereau’s reisgezel Vandenbrouck monteerde deze beelden tot in totaal 80 filmfragmenten, die vandaag bewaard zijn in de vorm van 7 zwartwit filmrollen. De films laten scènes zien uit het dagelijkse leven. We zien mannen die touw maken of spelletjes spelen, vrouwen die deeg kneden of koken, kuddes olifanten die een dorp naderen, een kano die aanmeert en gezinnen die naar de kerk gaan. Een Europeaan reist door het land met een grote groep dragers. Elke filmrol bevat fragmenten waarin muziek wordt gemaakt. Voor de lens van Hutereau speelt een man op een spleettrom en een danser wordt begeleid door xylofoonspel. Een chef danst op ritmisch gezang en we zien dansende vrouwen in lange jurken. Een oprukkende militaire fanfare laat duidelijk de Europese invloed zien.

De etnografische veldfoto’s van Auguste Bal

Tentoonstellingen Permanente expo's
Musée royal de l'Afrique centrale
Tervuren - Brabant Flamand
Auguste M. Bal was territoriaal agent in het district Bangala van het voormalig Belgisch Congo. Bal toonde een grote interesse voor de cultuur van de Mbuja, de Ngombe en andere volkeren die in het district leefden. Hij was een uitstekend waarnemer die nauwkeurige en waardevolle informatie optekende. Het museum bezit 142 etnografische veldfoto’s van Bal, die een waardevolle bron zijn voor studies over de Congolese provincies Equateur en Mongala. Eind 1931 werd aan lokale ambtenaren in Congo gevraagd om vuurmakers uit verschillende gebieden te verzamelen en die op te sturen naar het Museum van Belgisch Congo in Tervuren. De vraag kwam van Joseph Maes die toen hoofd van de afdeling Volkenkunde was. Auguste Bal reageerde meteen en stuurde in januari 1932 een set vuurmakers op, samen met een tekst van drie pagina’s over de verschillende aspecten van het vuur maken bij de Lobo. De nauwkeurigheid van deze informatie zette Maes er toe aan meer inlichtingen op te vragen bij Bal, over de tradities en gebruiken van de verschillende volkeren in het district Bangala. De enquête over vuurmakers betekende voor Bal het begin van een lange correspondentie met verschillende museumconservators en hij groeide uit tot een nauwe medewerker van het museum. Hij verzamelde tal van legenden en verdiepte hij zich in de geschiedenis van verschillende bevolkingsgroepen. Hij beschreef ook rituelen en dansen en noteerde zorgvuldig basisgegevens over etnografische voorwerpen. Hij verzamelde relatief weinig – een dertigtal – etnografische objecten voor het museum, maar had een belangrijke bijdrage tot de ontwikkeling van de etnografische documentatie over een uitgestrekt gebied in Congo.

De foto’s van de expeditie van Armand Hutereau (1911-1913)

Tentoonstellingen Permanente expo's
Musée royal de l'Afrique centrale
Tervuren - Brabant Flamand
Armand Hutereau (1875-1914) werd in februari 1911 voor meer dan twee jaar naar het noorden van Congo uitgestuurd om materiaal te verzamelen voor het ‘Museum van Belgisch Congo’. Dankzij deze expeditie werd de afdeling Etnografie verrijkt met maar liefst 10.224 objecten, waaronder tal van muziekinstrumenten. Foto’s, films en geluidsopnames dienden als duiding bij de etnografische voorwerpen en lieten bijvoorbeeld zien hoe potten werden gemaakt. De foto’s getuigden ook van een bijzondere interesse voor de ‘verboden regionen van het vrouwelijke lichaam’, en voor albinisme en ziektes zoals syfilis, lepra en gonorroe (een geslachtsziekte veroorzaakt door een bacterie). Hutereau werd vergezeld door Van der Gucht, die tijdens de expeditie overleed ten gevolge van hematurie (bloed in de urine). De Europese leden van de expeditie bestonden verder uit de taxidermist Ceuterickx, de fotografen Geno en Facq, en Mevrouw Hutereau. In het begin van de twintigste eeuw was de aanwezigheid van Europese vrouwen in de kolonie hoogst uitzonderlijk. Mevrouw Hutereau legde een belangrijke collectie vogels aan, die later verschillende nieuwe soorten bleek te bevatten. Hutereau maakte plaasteren afdrukken van ‘tatoeages’ van elf Afrikanen en verzamelde vijf schedels en een skelet van een ‘pygmee’. In tegenstelling tot de expeditie Lemaire reisde Hutereau zonder militaire escorte, al bleef hij Afrikaanse dragers rekruteren om het expeditiemateriaal te dragen en vermoeide Europeanen in hangmatten te vervoeren. Na zijn terugkeer uit Congo en de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog werd Hutereau opgeroepen door het Belgisch leger. Hij sneuvelde op 24 november 1914 nabij St.-George. Postuum verscheen nog Histoire des peuplades de l’Uele et de l’Ubangi (1927), een historische ‘inleiding’ van meer dan 300 bladzijden tot een meer uitgebreide studie over het noorden van Congo, die echter nooit zou verschijnen.

De archeologische opgravingen van Sanga

Tentoonstellingen Permanente expo's
Musée royal de l'Afrique centrale
Tervuren - Brabant Flamand
Het grafveld Sanga ligt in het Noorden van de provincie Katanga waar de Congostroom de moerassen van de Upemba-depressie doorkruist. Archeologisch onderzoek toonde aan dat de rijkdom van de rivier er sinds lange tijd wordt geëxploiteerd en maakte het mogelijk om 1500 jaar geschiedenis van het gebied te achterhalen. Tot nog toe zijn er in de depressie een vijftigtal archeologische vindplaatsen gekend. Slechts zes sites zijn opgegraven tijdens campagnes in 1957, 1958, 1974 en 1975. De best bestudeerde site is het grafveld van Sanga aan de oever van het Kisale-meer. De collectie ‘Sanga’ van het KMMA bevat vooral archeologische voorwerpen uit de opgravingen van 1957, die onder leiding stonden van Jacques Nenquin. De grafgiften van 34 van de in totaal 55 graven worden bewaard op het KMMA. Het menselijk botmateriaal kwam terecht in het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en in het Nationaal Museum van Lubumbashi. Daarnaast bevat de collectie van het KMMA ook materiaal verzameld op verschillende plaatsen in het gebied, dat in de loop van eerste helft van de 20ste eeuw werd geschonken aan het museum. De meeste graven in de collectie dateren uit de Kisaliaanperiode (10de-12de eeuw AD). Tien graven kunnen op basis van aardewerkstijl toegewezen worden aan recentere periodes. De samenstelling van de graven geeft inzicht in de sociale organisatie, politiek en economie van deze maatschappijen die reeds een uitgesproken hiërarchie kenden en deel uitmaakten van een bloeiend handelsnetwerk. De grafgiften bestaan uit talrijk aardewerk en metalen sierraden en werktuigen. In sommige graven werden ‘croisettes’ gevonden. Dit zijn koperen kruisvormige staafjes die gebruikt werden als betaalmiddel. Eén graf is opvallend rijk. Er werden 29 potten, 47 armbanden, 25 enkelbanden, 33 ringen, een halsketting en een zware koperen gordel met ijzeren speerpunten en messen gevonden. Het voorkomen van enkele rijkere kindergraven geeft aan dat sociale status erfbaar was.

Trommels uit sub-saharisch Afrika

Tentoonstellingen Permanente expo's
Musée royal de l'Afrique centrale
Tervuren - Brabant Flamand
Het Koninklijk Museum voor Midden Afrika bezit een rijke collectie van meer dan 8.000 muziekinstrumenten, waarvan 85% afkomstig is uit Congo. Samen met de duimpiano is de veltrommel wellicht het meest karakteristieke muziekinstrument in Afrika ten zuiden van de Sahara. De veltrommel vormt als het ware het hart van het samenspel bij de muzikale begeleiding van rituelen en ceremonieën, alsook van dansperformances die meer op ontspanning zijn gericht. Dit instrument is dus absoluut onmisbaar in de muziek- en danscultuur van subsaharaans Afrika. In de instrumentenkunde worden veltrommels op basis van hun vorm in verschillende categorieën ingedeeld. Een trommel kan open of gesloten zijn, enkel- of dubbelvellig. Men onderscheidt cilindrische, bekervormige, vatvormige, zandlopervormige en conische trommels. De meest voorkomende trommelvorm in subsaharaans Afrika is de cilindrische trommel. De collectie veltrommels van het KMMA is de meest uitgebreide ter wereld voor wat betreft Midden-Afrika en geldt daarom als een belangrijke referentie voor onderzoek. Recent werd de collectie als basis en vertrekpunt genomen voor een kritische evaluatie van de geldende classificatie van muziekinstrumenten. Dit gebeurde in het kader van het Europese project Musical Instrument Museums Online (MIMO), dat de ontsluiting van de collecties van 11 musea als doel heeft. Twee nieuwe types cilindrische trommels werden toegevoegd aan de internationaal erkende classificatie van Von Hornbostel en Sachs. De vaasvormige yolo-trommel van bij de Kuba uit Congo en de cilindrisch-conische entenga-trommel uit Burundi staan voortaan duidelijk gemarkeerd op de wereldkaart van muziekinstrumenten. De ontsluiting van de collectie muziekinstrumenten van het KMMA is dus geen afgesloten verhaal maar tot op vandaag worden nog nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen gedaan.

De voorwerpen van de mukanda-initiatie

Tentoonstellingen Permanente expo's
Musée royal de l'Afrique centrale
Tervuren - Brabant Flamand
Het oude mannelijke initiatieritueel mukanda kent een grote geografische verspreiding. Oorspronkelijk bestond dit gebruik vooral voor kinderen of jonge adolescenten van 9 tot 15 jaar. In het kader van de mukanda werden tal van objecten vervaardigd, soms door de besnedenen zelf. De enkele hier voorgestelde werken geven een idee van de uitgebreide etnografische collectie die het KMMA bezit over dit boeiende onderwerp. De van hun ouders afgezonderde adolescenten werden besneden door een man die bedreven was in deze operatie. Ze vertoefden verschillende maanden, soms zelfs jaren, in een kamp in de wildernis. Tijdens deze harde afzonderingsperiode leerden ze een weerstand op te bouwen en de regels van de dorpsgemeenschap te eerbiedigen. Ze werden ingewijd in de mythes, in allerhande ambachten en in de jacht, en ze leerden ook op gepaste wijze om te gaan met vrouwen. Wanneer de mukanda ten einde liep, waren de geïnitieerden niet langer kinderen maar mannen in staat actief deel te nemen aan het gemeenschapsleven. Tussen de voorwerpen van het mukanda -ritueel bevinden zich maskers die, afhankelijk van model en cultuur, konden gedragen worden door de besnedenen zelf, of ook door bepaalde dignitarissen, verantwoordelijk voor het kamp en voor de jongeren. Beeldjes met magische krachten beschermden de besnedenen terwijl andere, door hun symboliek, eerder een didactische rol vervulden. De mukanda kende een grote verspreiding. Dit ritueel is of was gangbaar in heel het zuiden van de DR Congo (provincies Katanga, West-Kasaï en Bandundu), het noordoosten van Angola (met name in de provincies Noord- en Zuid-Luanda, Malanje en Uige), en in het noorden van Zambia (in de noordwestelijke provincie). De Lunda- en de Chokwe-bevolkingsgroepen droegen het meeste bij tot de verspreiding ervan.

De foto’s van de expeditie van Charles Lemaire

Tentoonstellingen Permanente expo's
Musée royal de l'Afrique centrale
Tervuren - Brabant Flamand
François Michel (1855-1932) reisde als fotograaf en taxidermist mee op de expeditie van de militair Charles Lemaire. Onderweg stond hij in voor het maken van de expeditiefoto’s en de aanleg van een natuurhistorische collectie. Michel trok samen met Lemaire, karavaanleider Justin Maffei, kunstschilder Léon Dardenne en de geologen Jean De Windt en William Caisley tussen april 1898 en september 1900 van de Afrikaanse oostkust, over Moliro tot aan het Dilolo-meer. De terugreis via de Congo-rivier eindigde na 6600 km aan de westkust van Afrika. Naast enkele Europeanen, bestond de expeditie uit honderden Afrikanen die waren aangeworven als boy, wasvrouw, drager of soldaat. De Europese leden van de missie moesten verschillende taken vervullen. Zo werd de expeditie onder andere aangewend om tentoonstellingsmateriaal te verzamelen voor het Congomuseum in Tervuren. Deze nieuwe permanente instelling zou op 15 mei 1898 haar deuren openen, na de tijdelijke tentoonstelling in het kader van de expo Brussel-Tervuren 1897. Typerend voor de eerste expedities in dienst van het museum was dat de meest uiteenlopende zaken werd verzameld: etnografische objecten, prehistorische gebruiksvoorwerpen, natuurhistorische specimens, geologische stalen, enzovoort. Bij gebrek aan scholing bij de deelnemers aan de expeditie werd er echter weinig achtergrondinformatie over de stukken opgetekend. Naast de wetenschappelijke objectieven had de missie ook duidelijk politieke doeleinden. Lemaire diende kaarten op te stellen van de regio die zich op de grens bevond tussen de Onafhankelijke Congostaat en het Brits koloniaal gebied. De expeditie moest ook leiden tot de militaire onderdrukking van een lokale opstand, waarbij slachtoffers vielen aan beide zijden. Deelname aan een expeditie was een risicovolle onderneming. Jean De Windt en William Caisley verdronken en Maffei werd ziek gerepatrieerd. De meeste slachtoffers vielen echter onder de dragers die door de harde levensomstandigheden in de karavaan stierven door uitputting en ontbering.

Kunst door Catherine De Bosscher: Gemaakt om te inspireren

Elke vrijdag van 13:30 tot 18:00
Tentoonstellingen Permanente expo's
Woluwe-Saint-Lambert
Woluwe-Saint-Lambert - Bruxelles
Kunst door Catherine De Bosscher: Gemaakt om te inspireren

De ‘functionele’ kunst van de herdersvolkeren van de Omo-vallei

Tentoonstellingen Permanente expo's
Musée royal de l'Afrique centrale
Tervuren - Brabant Flamand
De dorre laagvlakten langsheen de benedenloop van de Omo-rivier in het zuidwesten van Ethiopië worden bewoond door verschillende volkeren die Nilotische, Koesjitische, Surmische en Omotische talen spreken. Hun materiële cultuur is in menig opzicht opmerkelijk te noemen. De aard en vormgeving ervan is sterk bepaald door de levenswijze van de Omo-volkeren. Deze wordt rijk geïllustreerd aan de hand van de collectie etnografische objecten die het KMMA bezit uit deze regio. Door de intense onderlinge contacten en de gedeelde passie voor vee hebben de diverse herdersvolkeren in de Omo-vallei heel wat kenmerken gemeen. Ze kweken vooral runderen, schapen en geiten. Het vee is niet alleen een belangrijke voedingsbron om het voortbestaan van de groep in moeilijke tijden te verzekeren, het is ook een betaalmiddel om bepaalde rechten te verwerven. Het basispakket van de bruidsschat bijvoorbeeld bestaat uit vee. Veebezit bepaalt in grote mate de sociale status. De Omo-vallei wordt regelmatig geteisterd door lange periodes van droogte. De wisselvalligheden van de natuur nopen de herdersvolkeren regelmatig tot migraties in functie van de overlevingskansen van hun vee – en dus van zichzelf. Waar mogelijk wordt ook aan landbouw gedaan. De beoogde diversificatie van voedingsbronnen maakt een essentieel deel uit van de overlevingsstrategie. In semi-nomadische maatschappijen is vanuit functioneel oogpunt geen ruimte voor omvangrijke en zware voorwerpen. Het volledige huisraad van een gezin moet door één of twee lastdieren vervoerd kunnen worden. Die beperking op hun materiële cultuur betekent echter niet dat de Omo-volkeren hun voornaamste voorwerpen zouden verwaarlozen of minachten. Integendeel, elk voorwerp wordt met de meeste zorg vervaardigd en in die optiek kunnen we spreken van een ‘functionele’ kunst. Veel aandacht wordt besteed aan het lichaam dat het voornaamste middel is voor de uitdrukking van identiteit. Aan de hand van de haartooi, de kledij en lichaamsversieringen wordt de identiteit van individuen visueel kenbaar gemaakt.
226 evenement(en) gevonden (181 tot 190)