We zijn op zoek gegaan naar een rode draad en hebben geduldig, als het ware achteruitlopend, de paden gevolgd die we de afgelopen vijf jaar hebben bewandeld. Onze ambitie was om de balans van onze activiteiten op te maken, om ze beter te begrijpen en om ze te helpen worden tot wat ze nu zijn. Is het immers niet zo dat men nooit precies weet wat men gedaan heeft, tenzij men een stap terugzet? Wat hebben we tentoongesteld? Welke werken en waarom? Zowel vandaag als gisteren verbazen de buitengewone diversiteit en de schoonheid van de werken in de collectie ons. En het is ons duidelijk dat de kwestie van de verstandelijke beperking of de zogenaamde cognitieve stoornis secundair wordt wanneer we met een woord proberen te identificeren, met een blik proberen te vatten, met een gebaar proberen te vertalen, wat ons, ten overstaan van deze beelden, steeds weer in beweging zet. Dit is vanaf het begin de kern van ons denken geweest: de collectie bevrijden van conformisme en van conventionele voorstellingen van de marge, van het verschil, van het anders-zijn. Dit anders-zijn is immers niet de essentie, maar veeleer een ingesteldheid of een omstandigheid. Voor degenen die weten hoe het te verwelkomen, is het anders-zijn een vorm van innerlijkheid die algemeen gedeeld wordt. Maar welke emoties, welke raadsels, welke schoonheden, welke waarheden? Onder welke passaatwind heeft de collectie de afgelopen vijf jaar een hoge vlucht genomen, als het niet die van de melancholie was, zoals we uiteindelijk begrepen? Melancholie is vreugde noch droefheid; herinnering noch vergetelheid; schoonheid noch lelijkheid; hoop noch wanhoop; verlangen noch verloochening; gebrek noch volheid, maar de plaats van waaruit ieder van ons anders is en van waaruit we, onophoudelijk, worden.